Het Ruhrgebied in Duitsland en de provincie Groningen zetten alle kaarten op groene waterstof als hernieuwbare energie. Terwijl beide regio’s nog steeds te maken hebben met de schade van de fossiele industrie die ze willen afstoten. Een verhaal over een groene toekomst, die een grijs verleden van zich af probeert te schudden.
Illustratie: Vincent Gorter
Hoofdstuk 1 – Groene Toekomst
Als er één regio klaar is voor waterstof, dan zijn wij het wel,” sprak Commissaris van de Koning in Groningen René Paas in een interview met dagblad Trouw. Samen met de provincies Drenthe en Friesland krijgt Groningen 438 miljoen euro uit het Europese fonds dat de energietransitie van kwetsbare regio’s moet helpen versnellen, het Just Transition Fund. De subsidie is een opsteker voor een provincie die vreest voor veel baanverlies als gevolg van het dichtdraaien van de gaskraan.
Als energieprovincie van Nederland spekte Groningen jarenlang de staatskas, die onder andere de opbouw van de verzorgingsstaat in de jaren ’50 mogelijk maakte. Nu de gaswinning in Groningen onder druk van gedupeerden wordt stilgelegd, moet Groningen een visie voor de toekomst bedenken.
Die lijkt ze te hebben gevonden in duurzaam opgewekte waterstof. Groningen moet ‘het groene stopcontact’ van Nederland worden. Met grote windparken op de Noordzee, windenergie die terplekke wordt omgezet in duurzame waterstof en aan land komt in de Eemshaven. Misschien wel van heel Europa. Bijkomend voordeel: de bestaande infrastructuur van de aardgaswinning kan gebruikt worden om het nieuwe gas naar Nederlandse huizen en industrie te pompen. Een soepele transitie van gas naar gas.
Meer kapers op de kust
Maar er liggen meer kapers op de kust. Groningen is niet de enige partij die aast op de pot van het Just Transition Fund van de Europese Unie. Over de grens bij Venlo ligt namelijk een andere regio die de marketingterm ‘waterstofregio nummer 1’ gebruikt: het Ruhrgebied. De economische regio die ligt in de Duitse deelstaat Noordrijn Westfalen maakt eenzelfde verandering door als Groningen: van kolengrootmacht naar moderne speler op de Europese energiemarkt.
Het Ruhrgebied stopte in 2018 met het delven naar steenkool, de industrie die Duitsland na de Tweede Wereldoorlog heeft opgebouwd. De concurrentie van landen die goedkopere kolen konden leveren was te groot. Nu de traditionele staalindustrie draait op kolen uit het buitenland, werpen ze ook in Duitsland ook een voorzichtige blik op de groene toekomst.
In de Nationale Wasserstoffstrategie ziet de Duitse regering een unieke kans om met kennis over waterstof de leverancier te worden van een mondiale energietransitie “Die kans moet worden aangegrepen,” zo staat te lezen op de website van het Duitse ministerie van Onderwijs.
'De know-how is in Groningen gewoon aanwezig'
Wie komt het sterkst uit de strijd, of is er ruimte voor meer dan één waterstofgrootmacht?
Op het lijf geschreven
“De know-how is in Groningen gewoon aanwezig,” vertelt Willem Hazenberg, projectleider bij STORK, die een ambassadeur voor waterstofontwikkeling in Noord-Nederland is. “Brussel ziet ook: als het ergens kan, is het in Noord-Nederland. Ieder land wil nummer 1 worden. Alle landen willen hun rol gaan pakken." Hij ziet voor Groningen een kans om het bestaande gasnet simpelweg her te gebruiken: “Er liggen gasleidingen van Groningen naar Limburg. Doordat de gasproductie afneemt, komen er in principe buizen vrij. In het verleden haalden we 50 miljard kuub gas uit Groningen, nu we dat afbouwen komt er buiscapaciteit vrij die je anders kunt gaan invullen.”
Ook het gebruik van “grote volumes waterstof door de industrie in de buurt” is volgens Willem Hazenberg een reden voor de inzet van de kaarten op duurzame waterstof. Dat gaat tot dusver vooral om de productie van ‘grijze’ waterstof, waarbij in Nederland zo’n 13 megaton CO2 per jaar vrijkomt, goed voor 8 procent van de totale uitstoot.
Naast Hazenberg ziet Nils Beyer, een politicoloog uit het Ruhrgebied ook de voordelen van eerdere ervaringen met waterstof. Hij werkt bij Business Metropole Ruhr, een samenwerkingsverband om het concurrentievermogen van het Ruhrgebied te bevorderen. “In het verleden waren we vaak voorlopers, vandaag de dag zijn we dat nog steeds. Niemand heeft zo veel ervaring met waterstof als wij. Toen we nog volop inzetten op mijnbouw gebruikten we de grijze variant al in de industrie.’’
'Waterstof is de steenkool van de toekomst'
Ook ziet Beyer de bestaande infrastructuur als grote kans. “Het is politiek gezien altijd beter om bestaande middelen opnieuw in te zetten. Het is wel belangrijk om een economische keten te maken; het kan niet blijven steken op kleine projecten hier en daar. Zoals we het met kolen voor elkaar gekregen hebben, moeten we dat ook doen met waterstof. Kort gezegd: waterstof is de steenkool van de toekomst.”
Samenwerken of beconcurreren?
De twee regio’s vissen dus wel degelijk in dezelfde vijver. Kunnen ze dan niet samen optrekken? Willem Hazenberg ziet dit als een mogelijkheid, zeker wanneer de prijs van waterstof Europees wordt geregeld; “dan ga je daar tenminste niet over concurreren.”
Nils Beyer geeft toe dat samenwerken soms beter is. Voor de productie van groene waterstof heeft het Ruhrgebied bijvoorbeeld bij lange na niet voldoende wind- en zonne-energie beschikbaar: “Daar moet je niet nerveus van worden. Groningen kan een belangrijke rol spelen. Zeker wanneer het via offshore windparken groen opgewekt kan worden.”
Maar de Duitse regering kijkt verder dan alleen Europa. De blik valt op Afrika, een continent met aanzienlijk meer zonuren per jaar. Daar zou je op grote schaal zonneparken kunnen bouwen. Om vervolgens met zonne-energie groene waterstof te maken en die te verschepen naar Europa. Voor Nils Beyer is dat een kans: “Duitsland is altijd al een land geweest dat zijn energie moest importeren. Olie produceren we hier toch ook niet?”
De schaduwzijde
De plannen betekenen niet dat er geen problemen zijn rondom groene waterstof. Groene waterstof is op dit moment zo’n vijf keer duurder dan aardgas. Om het voor bedrijven rendabel te maken om te investeren in groene waterstof, is subsidie nodig. Anders is het voor ondernemers als Willem Hazenberg niet de moeite waard: ‘’Ik ben wel van het groene hart, maar ik kan natuurlijk niet de dubbele prijs betalen. ‘Ja, maar in de toekomst wordt het goedkoper!’ Dan wacht ik wel.’’
Ook Beyer ziet subsidie als essentieel onderdeel van het businessmodel: “Voor de staalindustrie is waterstof nu nog te duur. Het is belangrijk dat ondernemingen een impuls krijgen om deze technologie te gebruiken, zonder dat ze failliet gaan. Als je wil dat de transformatie van de industrie lukt, dan moet je die als overheid ook ondersteunen.’’
Een tweede probleem is de capaciteit van het landelijke elektriciteitssysteem. NRC berekende dat de stroomvraag met 35 procent zal stijgen als alle waterstofplannen van de Noordelijke provincies zouden worden uitgevoerd. Om aan deze vraag te voldoen zouden er twee keer zoveel windparken op zee moeten worden gebouwd dan nu beoogd, en dat kost bakken met geld. Volgens experts die de krant aanhaalt bestaat het gevaar dat er niet genoeg groene stroom beschikbaar zal zijn om in de vraag te voldoen, wat zou leiden tot meer CO2 uitstoot in plaats van minder.
Rem of gas?
De grote vraag voor overheden is nu: trappen we op de rem, of moeten we juist vol gas? Wachten we tot de prijzen dalen en de capaciteit toeneemt, of zorgt dat er juist voor dat we achter blijven lopen op de klimaatdoelen? Voor Willem Hazenberg, die waterstof als de toekomstige motor van Nederland ziet, is het duidelijk: gassen. “Stel we doen het wat langzamer, wat bereik je daar mee? Stel we doen het niet. Zeg je dan tegen de industrie, tegen Shell, tegen AkzoNobel, je hoeft niet te verduurzamen, we vinden het nog niet nodig?Ondertussen staan hun bestaande fabrieken gewoon CO2 uit te stoten.’’
Dit neemt niet weg dat er veel zal moeten worden geïnvesteerd. Niet alleen door bedrijven, maar ook door overheden. Maar is het dat geld wel waard, zeker wanneer dezelfde regio’s nog te maken hebben met de kosten van de oude industrie? Komt deze transitie op rekening van de belastingbetaler? Ook die betaler die nog op schadeafhandeling van aardbevingsschade wacht?
Hoofdstuk 2 – Grijs Verleden
Het Ruhrgebied, trots op een dure erfenis
Met een laatste Glückauf!, de traditionele Duitse mijnwerkersspreuk voor het vinden van delfstoffen én de wens voor een veilige terugkeer uit de verraderlijke mijngangen, kwam er op 21 december 2018 een einde aan een tijdperk. De laatste steenkolenmijn van het Ruhrgebied, de Prosper-Haniel, sloot zijn deuren. Het winnen van steenkool was al sinds de jaren ’60 niet meer winstgevend, en concurreren met goedkopere kolen uit bijvoorbeeld Indonesië was niet meer realistisch.
Maar de beslissing om te stoppen met de steenkoolindustrie in Noordrijn-Westfalen ging niet over één nacht ijs. Het Ruhrgebied kon als de trots van de Duitse wederopbouw na de Tweede Wereldoorlog niet zomaar worden opgegeven. Bovendien zou dat heel veel banen kosten; in 1950 waren er meer dan 500.000 mensen werkzaam in de kolenindustrie. Dus werd de industrie aan een infuus van subsidie gelegd. Volgens de vakbonden van de mijnbouwindustrie bedroeg die subsidie in de periode 1960-2015 meer dan 126 miljard euro.
In 2007 werd besloten om op een sociale manier uit de kolenindustrie te stappen, waarbij niemand van de nog overgebleven 37.000 mijnbouwers buiten de boot mocht vallen. 17 miljard euro werd uitgegeven aan vervroegde pensioenen en omscholingstrajecten.
Het Ruhrgebied
Het Ruhrgebied is een van de grootste industriegebieden van Europa. Het ligt in de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen en heeft ongeveer 5,3 miljoen inwoners.
Eeuwige problemen
Maar dat geld moest ook nog een andere kostenpost dekken. Ook al moet steenkool steeds meer wijken voor groene alternatieven als waterstof, kan het gebied nooit echt afscheid nemen van het verleden. De fossiele overblijfselen van oude gloriejaren liggen nog in de bodem: in de Noordrijn-Westfalen zijn er 60.000 verlaten mijnschachten. Die zorgen voor problemen als bodemdaling, grondwatervervuiling en schade aan huizen. Kosten: 220 miljoen euro per jaar. Gefinancierd door de RAG-stichting, de overblijfselen van het bedrijf dat jarenlang geprofiteerd heeft van de mijnbouw.
'We hadden geen idee wat er zich onder onze voeten afspeelde'
Deze problemen verdwijnen niet zomaar met de sluiting van de mijnen, net zoals de aardbevingen in Groningen niet stoppen met het dichtdraaien van de gaskraan. Er wordt niet voor niets gesproken van Ewichkeitsaufgaben – eeuwige opgaven.
Michael Farien en Stephan Heitmann wonen in Kirchhellen, een zwaar getroffen wijk van de stad Bottrop, een plaats aan de noordelijke rand van het Ruhrgebied. Door de bodemverzakkingen diep onder de grond scheuren er regelmatig water- en gasleidingen, of zelfs funderingen van huizen. “Men is hier de laatste vijftig jaar steeds dieper gaan graven. Aan de oppervlakte hebben we dat destijds helemaal niet meegekregen; we hadden geen idee wat er zich onder onze voeten afspeelde,’’ vertelt Michael via Zoom.
Stephan vertelt over een plaats waar tien jaar na de sluiting van de mijnen nog steeds huizen inzakken. “Toen heeft de mijnbouw gezegd: dat kunnen wij niet zijn, we zijn er allang weg. Maar ze waren het wel. Men wil het er niet graag over hebben. Maar de problemen zullen nooit minder worden.’’
De laatste stap; een huis in Bottrop wordt afgebroken, reparatie is zinloos
Ertussenin
De twee buren verenigden zich in de actiegroep het Initiativkreis bergbaubetroffener Bürger Bottrop om de problemen onder de aandacht te brengen. Stefan deed het niet alleen voor zichzelf, maar ook voor het stadsdeel Kirchhellen, dat van oudsher geen bekend mijnbouwgebied is: “We bevinden ons aan de rand van het Ruhrgebied, het mijnbouwgebied is niet zozeer onze thuishaven, we zitten er een beetje tussenin. Maar we hebben wel last van de meeste schade.”
Een bodem als gatenkaas
Het grootste probleem van de eeuwenlange mijnbouw zijn de wisselingen in de bodemstand. Door alle mijnschachten is de bodem een gatenkaas geworden, die constant en heel plaatselijk verandert. Zo kunnen er volgens Michael midden in de nacht sinkholes ontstaan in het bos. “Als je de volgende dag wakker wordt, is er door het hoge waterpeil een nieuw meer verschenen. Moet je bedenken wat er kan gebeuren als dat midden in een woonwijk gebeurt.”
Door de bodemverzakking begeeft het grondwater zich meer aan de oppervlakte, waardoor huizen natte voeten krijgen en kelders vollopen. In de bodem onder de stad Essen zijn zo veel ondergrondse gangen gegraven, dat de stad 18 meter dieper ligt dan het omliggende gebied. Om ervoor de zorgen dat de stad niet onder komt te staan, moet het water constant worden weggepompt. Het is te vergelijken met een Nederlandse polder.
Het hoge waterpeil geeft niet alleen overlast, maar zorgt ook dat er giftige stoffen uit de volgelopen mijnen in de waterboilers terechtkomen. Michael en Stephan hebben speciale waterfilters moeten aanbrengen. Ze vragen zich af hoe het in de toekomst zal zijn: “Twee dingen kunnen gebeuren: of de aarde zinkt weg, of de aarde stijgt weer. Beide bewegingen zijn schadelijk voor de natuur, en daardoor ook voor ons als bewoners.”
Vergeten gebied
De mijnen zijn sinds 2018 gesloten, maar het heeft volgens Michael te lang geduurd voordat er stappen werden ondernomen. “Je moet de mijncultuur in dit gebied niet onderschatten. Het Ruhrgebied heeft altijd van de mijnbouw geleefd. De lokale politiek in Bottrop wilde de mijnen daarom zo lang mogelijk openhouden. Toen is beloofd: geen paniek, Kirchhellen krijgt nooit last van schade. Dat is niet uitgekomen.”
'De schade wordt niet langer weggelachen'
Er was lange tijd te weinig kennis over de schade bij de politiek. Michael en Stephan hebben politici persoonlijk moeten benaderen om aandacht voor de schade bij particulieren te krijgen. Michael voelde zich lange tijd niet gehoord. “Mensen in Düsseldorf weten helemaal niet dat de mijnbouw voor schade aan huizen heeft gezorgd.” Volgens Stephan helpt het dat er nu geen kolen meer gewonnen worden: “Omdat het Ruhrgebied altijd van de mijnbouw heeft geleefd, werd er niet goed nagedacht over de gevolgen. Sinds de jaren ’60 is het aantal mijnwerkers steeds kleiner geworden, en daarmee ook de culturele betekenis van de mijnbouw. De schade wordt niet langer weggelachen.”
Een onafhankelijk orgaan besluit of de schade terecht is of niet. Dat doet het bemiddelingsorgaan Schlichtungsstelle Bergschaden NRW, waar gedupeerden terecht kunnen. Al blijft de RAG, het ‘steenkoolbedrijf’ dat de herstelbetalingen moet betalen, tegenstribbelen. Het bedrijf was volgens Stephan altijd bang dat ze sneller stopgezet zouden worden wanneer er veel klachten over de herstelbetalingen zouden komen. Nu de mijnen toch gesloten zijn, duurt het steeds langer om geld terug te krijgen. “We zijn als betrokkenen heel bang dat de RAG opgeheven wordt, en wij achterblijven met onze schade. Dan kan de staat dat gaan betalen, ja. Maar dat is met gemeenschapsgeld. Dan vergoeden we eigenlijk onze eigen schade. Terwijl het bedrijf verantwoordelijk blijft.”
Trots
Volgens Nils Beyer kun je ondanks de schade die de mijnbouw achter heeft gelaten trots zijn op het Ruhrgebied. “Je ziet aan de geschiedenis hoe je land opgebouwd is. Ook na de Tweede Wereldoorlog, toen Duitsland financieel aan de grond zat, en internationaal niet bepaald populair was. Het Ruhrgebied moest een weg vinden om het land en de economie op te bouwen. Kolen en staal hebben daarin een zeer grote rol gespeeld.”
Hij is er ook van overtuigd dat de mijnbouw een zegen voor het Ruhrgebied was: “Het heeft bijvoorbeeld gezorgd voor veel arbeids- en opleidingsplaatsen, wat ook voor veel burgers van grote betekenis was. Ook heeft de steenkoolindustrie jarenlang woningen voor haar werknemers gebouwd, wat een goedkope mogelijkheid gaf om er te gaan wonen. Het belangrijkste was dat iedereen samenwerkte.’’
Groningen, bang voor een vergeten verleden
Femke Braamhorst voor haar huis in Den Horn
De laatste stap; een huis in Bottrop wordt afgebroken, reparatie is zinloos
Een zekere trots voor Groningen voelt Femke Braamhorst ook wel, sinds ze hierheen is verhuisd vanuit Amsterdam. De ruimte, de rust en de stilte; de gebruikelijke redenen om de drukke stad te verruilen voor het kalme platteland. In het kleine dorpje Den Horn kochten ze een statig herenhuis, dat ze van top tot teen opknapten.
“Toen we het kochten, zei een deskundige tegen ons: jullie kopen een oersterke woning,” vertelt Femke aan haar keukentafel, “Ons huis was in topconditie.”
Het onheil
Maar als je via de voordeur het statige herenhuis binnenkomt lijkt het erop alsof ze net verhuisd zijn en op het punt staan te gaan verbouwen. Via een aantal rammelende triplexplaten die provisorisch over de verzakte en verbrokkelde tegelvloer zijn gelegd kom je bij de deur naar de woonkamer. Kabels zijn zichtbaar, het plafond ligt open. In de woonkamer loopt een lange scheur naar het plafond toe.
Ze ontdekte voor het eerst schade tijdens het ramenlappen. Opeens zag ze een scheur in de buitenmuur. Het huis was toch in topconditie? Het begon destijds met drie scheuren, en liep op naar meer dan veertig. Boven de grond, maar ook in de fundering. Ze was slachtoffer geworden van de aardbevingen in Groningen, veroorzaakt door de gaswinning. Net als in het Ruhrgebied is er schade door de jarenlange winning naar kostbare brandstof.
De gaswinning in Groningen
Tijdens jarenlange gaswinning uit het grootste reservoir van Europa, verdiende de Nederlandse staat 417 miljard euro. Ons land heeft er de verzorgingsstaat mee opgebouwd. Maar de winning van dat gas zorgt ook voor grote problemen. De aardbevingen die ontstaan door bodemdaling als gevolg van de gaswinning, kostte de overheid honderden miljoenen euro’s aan schadevergoedingen.
Lange tijd regelde de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), het bedrijf dat de schade veroorzaakt heeft, de schadeafhandeling. Sinds 2018 kunnen gedupeerden terecht bij het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), die onafhankelijk van de NAM besluiten kan nemen. Het instituut moet het vertrouwen van de burgers terugwinnen.
De schade boven de grond heeft ze vergoed gekregen. Omdat het huis net helemaal was opgeknapt, konden ze beter bewijzen dat de schade niet door achterstallig onderhoud was ontstaan. “Dat is ook een beetje onze redding geweest. We stonden in een betere startpositie dan veel andere Groningers. Dat vind ik ook wel zielig: sommige mensen maken minder kans vanwege achterstallig onderhoud. Terwijl ze dezelfde problemen hebben als ik.”
Boven het maaiveld
De schade onder de grond wil het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) tot nu toe niet vergoeden. “Ze zeggen dan: uw fundering is geen aardbevingsschade, alleen alles wat boven het maaiveld zit. Ik zeg dan wel eens: het zijn geen luchtbevingen, het zijn aardbevingen. Weet je waarom ik denk dat ze dat zeggen? Het is onder de grond veel duurder om te repareren.”
Femke heeft bezwaar aangetekend, en haar zaak kunnen verdedigen in een hoorzitting. Ze wacht nu op de uitslag. Ze heeft veel kritiek op de manier waarop de overheid met de schade omgaat. Het IMG staat volgens haar niet aan de kant van de gedupeerden. “Je wordt bijvoorbeeld totaal geïntimideerd op de hoorzitting. Dat ze tegen je liegen over metingsrapporten, om je van je stuk te brengen. Je kan als gedupeerde ook niet alle cijfers uit je hoofd kennen. Het gaf geen fijn gevoel.”
'We zouden niet eens kunnen scheiden, als we dat zouden willen'
Er is landelijk wel steeds meer aandacht voor het Groningse gasprobleem. De voorbereidingen voor een Parlementaire Enquête naar de gaswinning zijn inmiddels begonnen, er wordt 100 miljoen euro geïnvesteerd om Groningen te verfraaien en landelijke media besteden weer meer aandacht aan het onderwerp. Bas Kortmann, voorzitter van het IMG, merkt in een interview met NRC op dat het vertrouwen van de Groningers in de schadeafhandeling toeneemt: “Waar het dubbeltje voorheen in het voordeel van de NAM uitviel, valt het nu uit in het voordeel van de burger.”
‘We zitten vast’
Femke schat haar kansen somber in: “Een paar weken geleden merkten we: we gaan dit niet winnen.” Femke en haar man zijn bang dat het over twee jaar echt onveilig wordt. Ze denken eraan om geld te lenen bij een bank. Omdat ze al fors hadden geïnvesteerd in de eerste verbouwing, kunnen ze niet verhuizen. “We zouden niet eens kunnen scheiden, als we dat zouden willen. We zitten hier vast. We kunnen geen huis verkopen met vijf kapotte plekken op de fundering. Dit is een zorgenhuis.”
Toch geeft ze nog niet op. Desnoods gaat ze met een caravan in de tuin staan. We spraken thuis in Den Horn. Beluister hieronder het interview met Femke Braamhorst.
Femke Braamhorst heeft tot nu toe niet kunnen bewijzen dat haar fundering beschadigd is door de aardbevingen. Dit roept de vraag op: waar moet de bewijslast van de schade liggen? Is het niet beter om iedereen met schade te compenseren, zoals dat nu ook bij de toeslagenaffaire gebeurt? Femke ziet daar ook de oplossing: “De helicopterview ontbreekt.
Je zou zeggen: de bevingsschade is evident. Dat is ook toegegeven door de NAM. Waarom zou je je dan nog in allerlei bochten wringen, terwijl je weet dat mensen echt in de problemen zitten. Dan geef je als overheid toch geld aan iedereen die schade heeft?”
Wie bewijst?
In het Ruhrgebied is het veel duidelijker waar de bewijslast ligt: het steenkoolbedrijf moet bewijzen dat de schade níet door de mijnen komt, niet andersom.
Dat was niet altijd zo. Stephan Heitmann herkent het beeld in Groningen wel van vroeger. Zijn ouders hadden vergelijkbare problemen met de schadeafhandeling. Volgens hem hebben de vele burgerinitiatieven ervoor gezorgd dat de politiek wakker is geschud. “Het is nu goed geregeld, maar we hebben er wel voor moeten vechten.”
Groene toekomst?
Er komt vrijwel zeker een groenere toekomst aan voor het Ruhrgebied en Groningen, ook al is de vorm nog niet zeker. Misschien is Groene waterstof de oplossing. Een hoopvol beeld klinkt hierin door: het verleden is iets om te koesteren, de toekomst ligt voor ons. Maar ondertussen heeft een gedupeerde van de oude industrie nog steeds geen rust. Femke Braamhorst gelooft namelijk niet dat ze alsnog geld gaat krijgen voor haar kapotte fundering. “Dan zou ik namelijk de eerste zijn hier in de buurt. Er moet een wonder gebeuren, wil ik het gewonnen hebben.”
Comments